vrijdag 6 augustus 2010

06-08 Perth

De verstrekkende verkeersarmen van Perth verwelkomden ons op een vrijdagvoormiddag. De hoofdstad van de staat Western Australia, met zijn anderhalf miljoen inwoners, is ’s werelds meest geïsoleerde grootstad: Jakarta en Singapore liggen dichterbij dan bijvoorbeeld Melbourne en Sydney.
Of dat de reden is dat men het nodig vond om op onze dag van aankomst de betaalparkeerzone rond het stadscentrum uit te breiden tot zelfs in hoofdzakelijk residentiële wijken is niet duidelijk, maar erg onhandig is het wél. Nadat wij toch nog een gratis plekje hadden gevonden en daarna een tiental minuutjes in gestrekte pas richting stad hadden gemarcheerd, vonden wij de deur van het backpacker jobkantoor dat ons de weg moest wijzen in de wereld van de tijdelijke, hersenloze arbeid. Met verwachtingen kleiner dan een tuinkabouter en hoop vele malen groter dan het heelal, stapten wij naar binnen. Met een jobaanbieding en een toekomstig telefoontje met alle details in de achterzak, kwamen wij dolgelukkig weer naar buiten. Het telefoontje liet tot onze ergernis (en tot bevestiging van de Australische way of life) zodanig lang op zich wachten dat we uiteindelijk pas dinsdagochtend konden beginnen aan wat al van bij de eerste oogopslag een eeuwigdurende strijd leek: verder dan wij een blik konden werpen, strekten rijen en rijen druivenstruiken zich uit, allen met tientallen trots verstrengelde takken die vakkundig gesnoeid dienden te worden tot wat dan heet ‘een tweeknoppige scheut’.
Met gloednieuwe snoeischaren gingen wij en nog drie andere woestelingen aan de slag op een wijngaard in de Swan Valley, het ‘mekka van de smaak’, een twintigtal kilometer ten noorden van Perth. Na enkele aanmoedigende en ook corrigerende woorden van de opdrachtgever, maten wij de wijnranken zulk een frisse nieuwe coupe aan dat de betere kapper er jaloers op zou zijn. Regelmatig gooide de regen roet in het eten en dienden wij ons terug te trekken in ons rijdende huis, wachtend op betere tijden. Toen de donderwolken waren verdwenen kwam er echter een divers peloton aan spierpijntjes en andere kwaaltjes opzetten, waardoor het duidelijk werd dat we zelfs met een flinke dosis wilskracht nooit de snelste snoeiers zouden worden.
Op het domein waar wij dagelijks van ’s ochtends vroeg de koude trotseerden (herinner u: het is hier winter, hetgeen betekent dat het kwik ’s nachts tot rond de vijf graden zakt; als de zon schijnt wordt het erg aangenaam, zoals de betere lentedag te België, als het regent is het een typische grijze herfstdag) was men bezig een ‘ik ben bijna een paleis’-villa neer te poten, met vijf slaapkamers (elk voorzien van een eigen dressing en badkamer met jacuzzi), entreehal met koepel en twee symmetrische draaitrappen, een theaterzaal, een muziekzaal, een algemene entertainmentruimte, een groot uitgevallen lift, een gastenkwartier, drie gigantische garages (met plaats voor zeker vijftien auto’s) en driedelig zwembad, het geheel afgewerkt met een Romeo-en-Julia-balkon en een batterij aan dorische zuilen.
Wij horen u (en zeker de actieve bouwers onder jullie) al watertanden en duim-en-vinger-likken, maar moeten zeggen dat het wat ons betreft een ware ramp is qua planopzet en binnen-buiten-relatie. De garages blokken bijvoorbeeld aan (de beste!) drie kanten van het huis het zicht op de omliggende wijngaarden af, terwijl het terras met zwembad aan kant vier uitzicht geeft op (begrijpe wie het kan) een drukke weg.
Vanuit ons erbarmelijk busje keken wij vaak geboeid naar de bouwwerf, ons afvragend hoe het eindresultaat er zou uitzien, en met oververmoeide armen, benen en ogen, gingen wij op het einde van de week op zoek naar nieuw werk én een echt eigen huis…



Zonsopgang in de Swan Valley


De wijngaard waar wij op werden losgelaten


Villa vino

de entreehal

een van de verlaagde plafondjes

het toekomstige zwembad

het prachtige zicht doorheen... jawel, de binnenkort potdichte garagepoort

Geen opmerkingen:

Een reactie posten