maandag 31 januari 2011

31-01 Van Melbourne naar Sydney naar Canberra naar Sydney.

Het onvermijdelijke vertrek naar Sydney kon niet langer worden uitgesteld, en met een laatste feestelijke groet aan alle leuke mensen daar, trokken wij de Melbournse deur achter ons dicht en weer op pad. Niet in een klein ongemakkelijk busje dit keer, maar in een professionele Maui-mobilhome die desgewenst zit- en slaapplaats biedt aan vier personen.
Wij tikten dit huis op wielen voor een prikje op de kop omdat het een relocatie-huur was (voertuigen die om uiteenlopende redenen op andere locaties zijn dan waar de verhuurmaatschappij ze zou willen hebben, en dus laten ze het voertuig door reizigers naar de juiste plek brengen ipv een bom geld te betalen aan een transportmaatschappij of chauffeur). Een win-win-situatie dus voor beide partijen, al heb je je als huurder te houden aan het korte tijdskader en de (voldoende ruime) kilometerlimiet.
In drie dagen (eigenlijk een dikke twee: pick-up om 11 u ’s morgens en drop-off om 15 u twee dagen later) snelden wij zo deluxe richting Sydney, via de kust. Het weer was niet schitterend en het Croajingolong NP dat we passeerden was enkel per vierwielaandrijving te bezichtigen, en na een snelle doortocht door Kangaroo Valley overhandigden wij de sleutels en de mobilhome aan de dankbare Maui-medewerkers in Sydney.
We gooiden onze bagage over in een nieuwe huurcampervan, iets kleiner van opzet en met wat minder ruimte, maar stukken handiger op parkings en kronkelende baantjes. Een dik uur later sjeesden wij doorheen het Blue Mountains NP net buiten Sydney op een vierbaansautostrade in plaats van op het verwachte priegelwegje.
Gelukkig overtroffen de Blue Mountains zelf, na het nemen van de juiste afrit en het zetten van meer dan vijf stappen langs de bergflank, alle verwachtingen. Weidse vergezichten, immense rotswanden en –kliffen (niet voor niets de cover-foto op onze Lonely Planet gids), sprankelende watervallen.
De volgende ochtend was er van de voorbije mooie avond geen spoor meer; zo ver het oog kon zien (en dat was slechts enkele meters) hing er een dik pak mist. Wat wij niet wisten, is dat dit min of meer dagelijkse kost is in de ‘mountains’, en dus verscheen geleidelijk aan het adembenemende panorama weer voor onze ogen, en enkele uren later waren wij bij helder weer ons vier uur lang de longen uit het lijf aan het wandelen bij de Wentworth Falls. Zwaar de moeite.
Na van dit alles te zijn bekomen, bracht het steilste, smalste, grilligste bergwegje ons haarspeld na haarspeld dichter bij de Jenolan Caves, het omvangrijkste grottenstelsel in Australië, en met een plotse en overweldigende doortocht door een natuurlijke tunnel, stonden wij van het ene moment op het andere in het meer dan honderd jaar oude toeristische complex dat de sfeer nog uitademde van tijden toen de rijke bewoners van Sydney met paard en kar de bergen in trokken om bij kaarslicht (en enkele jaren later met het eerste kunstlicht op het continent) de ondergrondse wonderen van de pas ontdekte grotten te gaan bekijken.
Vandaag de dag zijn er zo’n tien keer meer grotten open voor het publiek, bijna allen voorzien van een ultramodern high-tech licht- en geluidssysteem dat per grot minder energie verbruikt dan een broodrooster.
Wij genoten van een intieme tour doorheen de Temple of Baal, met een van de grootste sjaal-formaties in de wereld, en baanden onszelf daarna een weg door de majestueuze Grand Arch – groots en impressionant.
Volgende stop tijdens onze laatste reeks omzwervingen, was Canberra, de stiekeme officiële hoofdstad van Australië. Toen in 1901 de zes toenmalige staten op het continent besloten de handen in mekaar te slaan en één groot land te vormen, had de kersverse natie uiteraard nood aan een hoofdstad. Trots en koppig wilden zowel de inwoners van Sydney als die van Melbourne niet dat de andere stad tot hoofdstad werd uitgeroepen, dus was de enige optie er eentje vanuit het niks uit de grond te stampen.
Elf mogelijke locaties werden overwogen, met als criteria: minstens honderd mijl verwijderd van Sydney, op of aan de bestaande spoorlijn tussen Sydney en Melbourne, beschikkend over een betrouwbare watertoevoer en een pittoreske omgeving, …
Op papier mooie, zinvolle criteria, maar in de praktijk ligt Canberra (aboriginal voor ‘ontmoetingsplaats’) nu als een godvergeten provinciedorpje in een stukje niemandsland, tevergeefs pogend de steile ambities te vervullen van een nieuwe, moderne wereldstad (vierhonderdduizend inwoners tegenover de vier miljoen van Sydney en Melbourne).
Te veel wegen, te veel leegte, te weinig densiteit en variëteit; een megalomaan parlementsgebouw met Italiaans marmer en Belgisch blauwe steen dat toch niet kan imponeren; en dan gelukkig een aantal interessante musea.
Geen voltreffer dus, ook niet op stedenbouwkundig vlak, maar zo kunnen we tenminste – check! – de hoofdstad van Australië van onze ‘been there, done that’-list wegvinken.

Een dag later strekten hielden wij bij wijze van ‘vakantie op vakantie’ twee dagen halt in Jervis Bay aan zee. Campings met zwembad, een ijsje zo nu en dan, op het strand van Steamers Beach en Greens Patch de benen strekken en uitblazen in Booderee National Park. Vergeleken met het gemiddelde van het voorbije jaar: genieten in luxe en stijl, en dan naar Sydney als een pijl uit een boog, met nog de vijf laatste dagen voor de boeg.




ons nieuw rijdend huis


Cape Conrad


Hampton Bridge


Eindelijk, een wombat gespot!


Australia-day op een doorsnee camping


Terug een maatje kleiner



De Blauwe Bergen





Three Sisters lookout om 11u

Three Sisters lookout om 12u...

Three Sisters van korterbij



Doorheen de Blauwe Bergen, langs de Wenthworth Falls

Zotte canyoning-ers













De Jenolan Caves







Canberra








Laatste dagen in de vrije natuur


de kaart

vrijdag 14 januari 2011

14-01 Tasmanië

Zoals al eens eerder vermeld, ligt Melbourne aan de onderkant van het vasteland dat Australië is. Onder deze onderkant ligt een plasje water dat de Bass Strait heet, en aan de onderkant van dit water ligt weer een brokje land – vroeger Van Diemensland (we gaan niet speculeren over wat er hiervan zou gekomen zijn moesten onze Noorderburen/Goudahoofden veroverende kolonisten geweest zijn in plaats van slinkse handelslieden), nu Tasmanië. Hoewel dit eilandje (ongeveer twee keer zo groot als ons Belgenland) nog steeds genoemd is naar een Hollander (de befaamde Abel Janszoon Tasman), waren het de Britten met een forse lading criminelen die hier de eerste Europese ‘beschaving’ neerpootten. Gelukkig is de door mensen ingenomen oppervlakte op Tasmanië nog steeds erg bescheiden en is meer dan de helft van de staat uitgeroepen tot nationaal park.
Van Melbourne naar Hobart met een binnenlandse vlucht is een stap terug in de geschiedenis van de luchtvaart. Geen gedoe met plastiek zakjes en kleine vloeistofflacons, geen gefouilleer en intimidatie bij de douane, geen paspoortcontrole, geen bla bla bla. Zolang je je niet hebt volgeladen met granaten en je je machinegeweer niet te opzichtig in het rond zwaait, zit je goed.
Wij maakten de oversteek samen met twee Maries. Van de ene had u al gehoord (Iers, collega), de andere Marie is een Française die met de ene op hostel zat. Op reis zijn met vier is wat anders dan met twee, het vergt wat meer tijd en geduld (vooral als de andere Marie nog trager blijkt te zijn dan een hoogbejaarde slak met een appartementsblok op haar rug).
Eens geland, doken wij in een gehuurde campervan – een serieuze upgrade ten opzichte van onze eigen Josmobiel: keuken, loungeroom, twee slaapkamers, … (mits een regelmatige kleine verbouwing), en niet veel na onze intrede op het eiland, verwenen de wolken uit de hemel en scheen de zon.
Licht bruinend bij elke stap, verkenden wij Freycinet NP, op naar de top die het prachtige uitzicht over Wineglass Bay achter zich verborg. Daarna waren wij maar net op tijd in Launceston met zijn Cataract Gorge om ’s avonds een glimp te kunnen opvangen van het openluchtzwembad dat daar naast de rivier ligt. De geplande plons de volgende ochtend is er niet van gekomen want de ganse boel was ondertussen overstroomd en van een zwembad was geen spoor meer.
We vroemden verder naar Cradle Mountain NP, trokken rond Dove Lake in het noordelijke deel en langs Lake St. Clair in het zuiden (hier waren jammer genoeg bijna enkel lange wandelingen en ondertussen had de zon ons weer verlaten en ons opgezadeld met regendruppels).
In het dorpje naast het Mount Field NP dachten wij de plaatselijke economie even te spijzen door ons spijs en drank te laten serveren in de dorps-pub. Op twee minuten waren we binnen en weer buiten, met de duidelijke boodschap dat wij verwende stadskinderen niet zomaar moesten denken dat je overal ter wereld om acht uur ’s avonds nog warm eten kan krijgen. Vermits dat blijkbaar enkel tussen zes en zeven te verwachten is, dropen wij af en brouwden we ons eigen potje.
De volgende ochtend keken wij onze ogen uit naar de bakken water die in Mount Field NP over de rotsen kletsen. Wekenlange regenbuien hebben natuurlijk al eens overstromingen tot gevolg (op Tasmanië gelukkig zeer beperkt), maar als je op watervallentocht gaat, geef ons dan maar een flinke zondvloed een paar dagen tevoren.
De Russel Falls, de Horsehoe Falls, de Lady Barron Falls; de machtige hoeveelheden water die naar beneden donderden, bliezen ons bij momenten bijna weg. Stuk voor stuk adembenemende en werkelijk denderende watervallen, straffer dan op de foto’s in de boekskes!
En toen, toen zaten onze vijf dagen Tasmanië erop, leverden wij met een klein hartje onze van weer in en vlogen wij met een dik uur vertraging weer terug, de Bass Strait over, naar de onderkant van het vasteland, om nog een paar dagen langer te kunnen genieten van het wervelende Melbizzie.